Aanwijzingen voor de determinatie
Bij het gebruik van onderstaande sleutel moet het volgende in acht genomen worden:
Sleutel tot de secties van Hieracium
Onderstaande sleutel is eerder gepubliceerd in Gorteria (Haveman 2012). Via de sleutel is de informatie over de secties te benaderen.
1a Rozetbladen tijdens de bloei verwelkt; plant zonder rozet. Hoofdbloei midden juni–september → 2
1b Rozetbladen tijdens de bloei aanwezig, een rozet vormend. Hoofdbloei eind april–juni → 4
2a Minstens de onderste stengelbladen meer dan 1,5 cm breed, niet of slechts onduidelijk omgerold en meestal getand. Bloeiwijze pluim- of (zelden) trosvormig; omwindselblaadjes niet of slechts incidenteel teruggebogen, donkergroen → 3
2b Stengelbladen minder dan 1,5 cm breed, aan de rand duidelijk omgerold en daardoor soms ogenschijnlijk vrijwel ongetand. Bloeiwijze (behalve bij armoedige exemplaren) min of meer schermvormig of in twee (schijn-)kransen; omwindselblaadjes duidelijk teruggebogen → sectie Hieracioides
3a Omwindsel kaal of slechts met weinige haren en klierharen (de laatste vaak zeer kort), meestal opvallend donkergroen (gedroogd bijna zwart); omwindselblaadjes alle stomp (Fig. 1d); putjes van de bloemhoofdjesbodem met ten dele haarachtig verlengde tanden. Stengelbladen eirond tot langwerpig-lancetvormig, meestal zeer dicht opeenstaand, de bovenste veelal met brede voet zittend, soms met om de lengteas verdraaide spits → sectie Sabauda
3b Omwindsel meestal dichter behaard, maar soms (vrijwel) kaal, donker of licht, vrijwel altijd met een lichte rand; omwindselblaadjes stomp of spits (Fig. 1c); putjes van de bloemhoofdjesbodem zonder haarachtig verlengde tanden. Stengelbladen smal lancetvormig tot lancetvormig, minder dicht opeenstaand, met wigvormige voet zittend (de onderste soms gesteeld), nooit met verdraaide spits → sectie Tridentata
4a Rozet- en stengelbladen meestal zonder of alleen aan de rand met (zeer kleine) klieren. Stengelbladen niet stengelomvattend of afwezig. Rozetbladen zonder of slechts met smalle vleugel → 5
4b Rozet- en stengelbladen met talkrijke klierharen. Stengelbladen met hartvormige voet stengelomvattend. Rozetbladen in een breed gevleugelde steel aflopend → sectie Amplexicaulia
5a Rozetbladen met aan de rand naar voren gerichte tanden. Stengelbladen (1–)2-talrijk. Rozetbladen meestal 1 tot enkele, zelden talrijk, lancet- tot spatelvormig, met breed wigvormige voet aflopend in de bladsteel of met versmalde voet en zittend Omwindsels nauwelijks tot matig beklierd en/of behaard → 6
5b Ten minste de onderste tanden aan de rand van rozetbladen naar achteren gericht. Stengelbladen 0–1(–2). Rozetbladen veelal talrijk, eivormig tot langwerpig-elliptisch, met hartvormige of afgeknotte tot afgeronde voet. Omwindsels sterk beklierd en/of behaard (Fig. 1a) → sectie Hieracium
6a Stengelbladen 1–4(–6), de onderste en meestal ook de middelste duidelijk gesteeld, eivormig tot breed lancetvormig. Rozetbladen met breed wigvormige voet aflopend in een duidelijke, soms gevleugelde steel. Omwindsels met talrijke haren en/of klieren (Fig. 1b) → sectie Vulgata
6b Stengelbladen (behalve bij armoedige exemplaren) meer dan 4, vrijwel altijd met wigvormige voet en zittend, smal lancetvormig tot lancetvormig. Omwindsels zonder of met weinig haren en/of klieren (Fig. 1c) → sectie Tridentata
Figuur 1. Typische omwindsels van de secties Hieracium (a), Vulgata (b), Tridentata (c) en Sabauda (d)