[Voorlopige beschrijving] Rozetvormende, rechtopstaande hemicryptofyt, 20-40 (-50) cm. Stengel groen, onderaan rood aangelopen, met talrijke lange, bleke haren, naar boven minder wordend en hier met een korte donkere basis; bovenste helft met toenemende sterharen. Rozetbladeren (3-)4-56 gelig-groen tot groen, de buitenste soms rood aangelopen aan onderzijde, langwerpig, de buitenste soms langwerpig omgekeerd eirond, 5-7(-8,5) × (1,2-)1,5-2,5 cm, de basis lang aflopend, met min of meer stompe top; the buitenste met kleine zaagtandjes, de binnenste met korte, doorgaans naar buiten wijzende zaagtanden langs 60-70 % van de bladrand, de onderste soms verlengd-mammiform; bovenzijde met talrijke tot verspreide matig lange haren en verspreide sterharen, onderzijde met talrijke lange haren en verspreide tot talrijke sterharen, middennerf met talrijke lange haren; bladsteel dicht bezet met lange, bleke, golvende haren. Stengelbladeren 3-5, elliptisch tot elliptisch-langwerpig, kort aflopend in een zeer korte steel, met scherpe spits, met scherpe driehoekige zaagtanden langs ca. 90 % van de rand, de bovenste doorgaans alleen in de onderste helft getand; onder- en bovenzijde met verspreide tot talrijke haren en sterharen.
Bloeiwijze ca. 25-30 % van de totale hoogte, een brede overtoppende, tuilvormige pluim, met (2-)3-4(-5) rechte en afstaande takken ('sparrig'), de langste 8-10 cm, vaak met een laagstaande tak; hoofdjes (5-)7-13; accladium lang, 15-35 mm. Bloemsteeltjes zeer dicht bezet met sterharen en verspreide donkere haren met een lichte spits en weinig tot verspreide korte klieren met een donkere kop. Omwindselblaadjes 8-10 mm, breed, spits, de middelste zeer donkergroen met een lichte rand talrijke tot dichte donkere haren met een lichte spits en enkele tot hooguit verspreide korte tot zeer korte, donkere klieren met een donkere kop, sterharen vooral in de onderste helft langs de rand, de binnenste lichtgroen met weinig haren. Lintbloemen zonder ciliën. Stijlen donker. Bloembodem met korte tanden.
Standplaats: Ten zuiden van Assen met diverse soorten uit de secties Vulgata en Tridenta in een met zomereiken beplante weg.
Verspreiding: Alleen bekend uit Drenthe. Beschreven van Meppel, maar naderhand op meer plaatsen gevonden tussen Meppel en Groningen. Recent alleen ten zuiden van Assen, maar ongetwijfeld meer te vinden in het Drentse district. Volgens Gottschlich (2020) ook in Duitsland, maar hiervan hebben wij geen materiaal gezien.
Gelijkende soorten: Door de behaarde omwindsels is verwarring met H. percissum (= H. neopinnatifidum) mogelijk, maar H. meppelense heeft veel minder en ook kortere klieren op de stompere omwindsels. De bloeiwijze van H. meppelense is doorgaans armbloemiger dan die van H. percissum en opvallend sparrig. Ook de bladvorm is verschillend, en de bladeren zijn veel sterker behaard.Tenslotte zijn de stijlen van H. percissum in aanvang geel.
Opmerking: De bovenstaande beschrijving is op basis van zeer beperkt materiaal.
Literatuur: Van Soest (1926); Haveman (2013)
Basionym: H. vulgatum Fr. subsp. meppelense Zahn in Van Soest 1926: 180; Synoniem: H. lachenalii Suter subsp. meppelense (Zahn) Zahn