Boshavikskruid - Sterk bebladerde, hoge planten, vaak sterk behaard. Omwindsel donker, stomp, veelal niet gerand. Bloeitijd augustus-oktober. De sectie heeft in Europa een zuidwestelijke verspreidingstendens.
Aphyllopode, soms pseudophyllopode overblijvende kruidachtige planten met vertakte wortelstok. Stengel 15-120 cm, vaak ten minste aan de basis sterk behaard. Bladeren 15-70, geleidelijk kleiner wordend naar boven toe, of in een vals rozet of soms naar boven ineens kleiner wordend, de onderste geleidelijk versmald, soms met een korte bladsteel, de bovenste zittend, doorgaans sterk behaard. Bloeiwijze een trosvormige pluim of een tuil, de bloemsteeltjes met bracteeën, zelden met klierharen. Omwindselblaadjes donker, zonder duidelijke vliezige rand, stomp aan de top, meestal aanliggend, soms los of zelden enigszins teruggekromd, meestal slechts spaarzaam met sterharen bezet. Stijlen veelal donker, zelden geel. Bloembodem veelal met haarachtige franjes. Bloeitijd (juli-)augustus-oktober(-november).
Wijdverspreid in West- en Midden-Europa, tot in Zuid-Zweden, Turkije en Rusland. In Nederland vanouds algemeen ten zuidoosten van de lijn Almelo - Deventer - Arnhem - 's Hertogenbosch - Bergen op Zoom. Recent sterk toenemend in de binnenduinrand, op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en in Drenthe.
Soorten
De sectie Sabauda omvat in Nederland de volgende soorten: