Soorten
Opm. 1: Hieracium sect. Bifida T.Tyler werd in 2006 apart onderscheiden van de sect. Hieracium. Dit heeft voor Nederland geen directe consequenties: het enige taxon dat tot "Hieracium bifidum" werd gerekend, namelijk subsp. jansenii Zahn, is na de eerste vondst (Valkenburg) nooit teruggevonden (zie bijvoorbeeld de Atlas van de Nederlandse Flora 1). Dit materiaal zou met de huidige kennis opnieuw onderzocht moeten worden om te kijken of het daadwerkelijk tot de Bifida gerekend moet worden.
Opm. 2: De enige vertegenwoordiger van Hieracium sect. Oreadea in Nederland, Hieracium gougetianum Gren. & Godr., lijkt habitueel op de vertegenwoordigers van sect. Hieracium, maar kan onderscheiden worden door de kenmerken van de sectie: bladeren met een blauwe waslaag en stijve haren langs de rand, omwindsels recht in de knoppen (niet ingebogen). In de sleutel is deze sectie nog niet opgenomen (artikel in voorbereiding).
De zeer soortenrijke sectie Hieracium omvat in Nederland naar schatting ongeveer 25 soorten, die verder zijn in te delen in twee grote groepen, nl. Hieracium praecox agg. en Hieracium murorum agg. Daarnaast is dus H. gougetianum gevonden, die in een eigen sectie ondergebracht zou moeten worden (zie opm. 2 hierboven). Een enigszins compleet overzicht van de soorten in Nederland ontbreekt op het moment. De volgende zijn recent aangetroffen (met een '?' zijn de soorten aangegeven waarvan de identiteit nog niet geheel zeker is):
Hieracium gougetianum
Hieracium praecox agg.
Hieracium stenotricum
Hieracium fallens
Hieracium murorum agg.
Hieracium crebriserratum ?
Hieracium cardiophyllum
Hieracium euchloroprasinum
Hieracium exotericoides
Hieracium nemorense
Hieracium oblongum
Hieracium pseudopachyodon
Hieracium subcontractum ?
Hieracium viridicollum
Hieracium weverianum
Hieracium gentile ?
Muurhavikskruid - Zeer variabel en soortenrijk. Planten met een duidelijk rozet en 0-1 of hooguit 2 bladeren aan de stengel, bladeren groen, soms gevlekt. Omwindselbladeren zeer spits, zeer sterk bezet met klieren en/of enkelvoudige haren.
Phyllopode overblijvende kruidachtige planten met vertakte wortelstok. Stengel 15-70 cm, behaard of niet. Bladeren voornamelijk in een rozet, met 0-1(-2) aan de bloeistengel, de rozetbladeren hartvormig of afgeknot of afgerond aan de basis, of aflopend in de steel, deze altijd duidelijk aanwezig; tanding vaak opvallend, zelden ogenschijnlijk afwezig. Bloeiwijze een trosvormige pluim of een tuil met opstijgende en gebogen of zelden rechte takken; bloemsteeltjes veelal dicht met klieren, minder vaak ook met haren bezet. Omwindselblaadjes zeer spits, donker of licht, met een (onduidelijke) rand, zeer dicht bezet met klieren en/of haren. Stijlen geel of donker. Bloembodem zonder haarachtige franjes. Bloeitijd april-mei(-juni), vaak met nabloei in de nazomer.
Wijdverspreid in Europa, met een zwaartepunt in de berggebieden, tot in Rusland en Voor-Azië; elders (vooral in de VS) geïntroduceerd in de gematigde gebieden. In Nederland in Zuid-Limburg, de Graafschap en Oost-Twente, elders vaak op landgoederen en dan waarschijnlijk ingevoerd met graszaad. Vanouds ook op muren in steden (o.a. in het westen van het land), maar daar veelal verdwenen.