Struwelen
Struwelen zijn door struikvormers gedomineerde begroeiingen. Je vindt struwelen op tal van plaatsen, zoals open plekken in bossen en op kapvlaktes, in bosranden en houtwallen, op perceelsscheidingen, in holle wegen en in bermen en in de duinen waar struikvormige houtige gewassen opslaan in de duingraslanden. Heggen zijn sterk gecultiveerde struwelen, die in toom en vorm worden gehouden door bijvoorbeeld jaarlijkse snoei.
Struwelen vormen op twee manieren de overgang van lage begroeiingen (heide, grasland) naar bos, namelijk temporeel en ruimtelijk. Zonder beheer veranderen lage begroeiingen door struik- en boomopslag uiteindelijk in bos, met een struweel als tussenfase. De struwelen op open plekken in bossen, op kapvlaktes en in de duinen zijn voorbeelden van dergelijke temporele fases tussen lage begroeiingen en bossen. Smalle struwelen in de bosrand en op perceelsranden (inclusief heggen) zijn voorbeelden van ruimtelijke overgangen (tussen lage begroeiing en bos, of tussen twee lage begroeiingen). Anders dan de temporele struweelfases zijn dergelijke ruimtelijke overgangsstruwelen stabiel.
We hebben vooral plantensociologisch onderzoek gedaan aan struwelen, maar soms is de insteek van ons onderzoek anders geweest.
Bramen
Evenals havikskruiden zijn de bramen (Rubus spp.) in Europa voor het grootste deel apomictisch: ze planten zich ongeslachtelijk voort via zaad. In Nederland hebben we ongeveer 220 soorten uit de groepen zwarte bramen en wasbramen. Hieronder de meeste van onze publicaties over bramen, uitgezonderd de publicaties over braamstruwelen, die staan hierboven reeds vermeld. Voor een overzicht van de bramen in Nederland verwijzen we naar Rubus Nederland, van Bram van de Beek.
Foppen, R., R. Haveman, J. Schaminée & N. Smits (1999). Achter de bramen. Een vegetatiekundige beschrijving van het leefgebied van de hazelmuis Muscardinus avellanarius met aanbevelingen voor het beheer. - IBN-rapport 467, Wageningen, 34 pp. pdf