Van memory lane tot beukenlaan: de pseudosuperlangharige in Wageningen
Door: Rense Haveman
Het moet in 1986 of 1987 zijn geweest, maar ik kan het me niet meer precies herinneren en het herbariummateriaal is weggegooid na een keverplaag die grote delen van mijn havikskruidencollectie verwoestte. Op de een of andere manier moet ik in Wageningen zijn geweest. Was het een open dag van de toen nog jonge Landbouwuniversiteit? Of was het toch een jaar eerder? Maar hoe kwam ik dan, zonder auto en zonder al te veel exploratiedrang die ik als jongen had, in de omgeving van Belmonte aan de Generaal Foulkesweg verzeild? Ik weet het niet meer. Wel weet ik dat ik die bewuste dag materiaal van een havikskruid verzamelde die mij nogal vreemd voor kwam. Bloeiend in mid-zomer, zoals stijf havikskruid, zelfs nog iets vroeger, maar met een soort van midden-rozet, zoals je dat bij boshavikskruid wel tegenkomt. Niet dat ik dat kende, want dat had je bij ons op de grens van Drenthe en Overijssel toen niet, maar ik kende de beschrijving uit de flora. De plant had ook gekke breed zittende bladeren, maar die vroege bloeitijd klopte dan weer helemaal niet met boshavikskruid.
Hieracium flagelliferum op bioportal.nl
De oplossing meende ik te vinden in het Rijksherbarium in Leiden, toen nog aan de Schelpenkade en voordat het opgeslokt werd door de dino’s van Naturalis. Doelloos bladerend door de buitenlandse havikskruidencollectie – wat deed ik daar? – zag ik materiaal van Hieracium flagelliferum dat me ontzettend deed denken aan het materiaal van Wageningen, en die naam kwam dan ook, weliswaar als cf., op het materiaal in mijn herbarium. Dat is niet zo gek: Hieracium flagelliferum staat in kenmerken in tussen stijf havikskruid en boshavikskruid en in retrospectief lijkt het materiaal van Belmonte wel de Westfaalse Hieracium flagelliferum subsp. beckhausii (Gottschlich & Raabe 1991). Toch bleef het knagen. Hieracium flagelliferum hebben we niet, was nooit eerder vermeld voor Nederland. Puzzelend met de Rothmahler kwam ik altijd in de buurt van Hieracium racemosum uit, maar ook dat klopte niet lekker. Hieracium flagelliferum bleef het, tot de kevers zich tegoed deden aan het materiaal. Als ik nu naar de Leidse collecties van Hieracium flagelliferum (ssp. deltoides) kijk op bioportal.nl, dan vind ik nog steeds dat de planten van Belmonte daar op lijken. Toch was het die soort niet.
De pseudosuperlangharige
Ondertussen was ik, aanvankelijk voor de studie en later in verband met werk, permanent in Wageningen geland. Bij Belmonte stond nog steeds de onbekende Hieracium op de plek waar ik in de jaren tachtig herbariummateriaal verzamelde. Wat meer is: zelfs vanochtend stond-ie er nog, in honderden exemplaren. Niet bloeiend, veel te vroeg nog, maar omdat ik weet dat de planten er staan ging ik er even kijken, nieuwsgierig naar hoe ze er bij stonden. En er is nog iets dat veranderd is: inmiddels weten we wèl wat het is, eigenlijk al een tijdje, maar dat heb ik eerder nooit durven toegeven. De reden: de soort was alleen van Ubbergen bekend en dan ook nog alleen van de typecollectie. Maar sinds een jaar of wat zijn Iris en ik druk bezig met de beschrijving van de havikskruidenflora van de Zuid-Veluwe, en weten we dat de soort van Belmonte voorkomt in een brede strook van Wageningen-Arnhem in het zuiden tot net voorbij Apeldoorn in het noorden. Het is een soort uit de verwantschap van Stijf havikskruid, Hieracium sect. Tridentata, maar alleen op ondersoort- en variëteitsniveau beschreven, onder verschillende namen zelfs. Het is echter duidelijk een zelfstandig ding, en niet te verwarren met een ander havikskruid in Nederland. We nemen één van de namen waaronder het taxon is beschreven over op soortniveau: Hieracium megachaetoides. De naam betekent iets als de “pseudosuperlangharige”. En dat past de soort zeer goed: behalve door de breed zittende bovenste bladeren is het onderste deel van de stengel dicht bezet met opvallend lange, recht afstaande haren. De andere namen die gebruikt werden zijn wachterianum en ovalescentiforme. Allemaal beschreven in de jaren ’20 van de vorige eeuw… En geen enkele was ooit voor een tweede keer gemeld, totdat we bezig gingen met de Veluwse havikskruidenflora. De soort is inmiddels uitgebreid beschreven en afgebeeld op onze website “Hieracium in Nederland”, in afwachting van de formele beschrijving van de soort.
Rozetten van Hieracium megachaetoides aan de Generaal Foulkesweg in Wageningen
Waar Hieracium megachaetoides staat
Tot zover de lange inleiding. Het geeft op zijn minst aan dat voor sommig onderzoek een lange adem nodig is. Maar ik wilde het eigenlijk hebben over de standplaats van Hieracium megachaetoides. Het is een zeldzame soort, die opvallend vaak op oude wallen groeit, en dan ook nog opvallend vaak onder beuk. Zo ook aan de Generaal Foulkesweg, waar de soort groeit op een wal tussen trottoir en weg, onder een laan van statige beuken. En het was juist daar, vanochtend, op de plek waar ik in de 80-er jaren die gekke plant verzamelde, dat me iets anders opviel. Of twee dingen eigenlijk. De vegetatie waarin de planten van de “pseudosuperlangharige” groeien wordt sterk gedomineerd door een tweetal mossen van voedselrijke standplaatsen. Het zijn gewoon haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus) en Fijn laddermos (Kindbergia praelonga), twee soorten die zeer algemeen zijn in voedselrijke systemen. De vegetatie als geheel doet echter zeer schraal aan, en de productie is buitengewoon laag, naar schatting minder dan een ton ds/ha/j, als je het geboomte niet meerekent, natuurlijk. ’t Is vooral mos met havikskruiden en hier en daar een grasspriet. En dat is al lange tijd zo: in 2003 maakte ik hier een opname waarin Kindbergia > 50 % bedekte, Rhytidiadelphus tussen 25 en 50 % en Hypnum cupressiforme (moet jutlandicum zijn, Heideklauwtjesmos) ook nog eens tussen de 5 en 12,5 %.
Een schraal ogende vegetatie, gedomineerd door mossen, maar met soorten van voedselrijke standplaatsen
De lage productie is het gevolg van de diepe schaduw en bovendien is de standplaats relatief humusarm, “ausgehagert”, zoals onze oosterburen dat zeggen. Dat eerste wordt veroorzaakt door de zware beuken, vanzelfsprekend. Door de diepe schaduw blijft de groei van grassen en hoger opschietende kruiden achterwege en dit maakt de groei van de minder concurrentiekrachtige havikskruiden mogelijk. Dat wordt meteen duidelijk waar in de laan de beuken overgaan in zomereik. Direct wordt de vegetatie veel productiever, met grassen in de hoofdrol en nog slechts hier en daar havikskruiden. Het havikskruid onder de eiken is óók een soort uit het complex van Stijf havikskruid, maar zeker geen megachaetoides, daarvoor zijn de bladeren veel te smal, zelfs nu al in het voorjaar is dat verschil goed te zien! De relatieve humusarmoede heeft te maken met de microtopografie en de ligging langs een weg. Door de helling rolt dood blad gemakkelijk naar beneden, en bovendien staat er in een laan altijd wind: is het niet van nature, dan wel door het verkeer! Daardoor blaast het blad weg, en hoopt het bladstrooisel niet op dat anders de jonge havikskruidplanten zou verstikken. Dat was al eerder aangetoond voor paddenstoelen overigens, door Peter-Jan Keizer in zijn proefschrift (Keizer 1993). Verkeer, of op zijn minst de menselijke infrastructuur, als oorzaak van bijzondere natuur… En wat opvallend is: onder de eiken ligt veel meer blad, doordat de grazige ondergroei een hogere weerstand heeft dan de mossen onder de beuken!
Onder eiken oogt de vegetatie heel anders: meer grassen, minder havikskruiden. En er wordt meer blad ingevangen door het gras!
De vegetatie met Hieracium megachaetoides bij Belmonte wordt tot het Poion nemoralis gerekend, de Schaduwgras-zomen, en de geschetste situatie geeft precies weer wat de voorwaarden zijn waaronder dit verbond tot ontwikkeling komt: relatief voedselrijk, geen strooiselophoping, dus vaak op wallen. Sterk beschaduwd, zodat doordouwers ('competitors' ssu. Grime 2001) zich niet breed kunnen maken. Zodra de kroon openvalt is het gedaan met de weinig concurrentiekrachtige soorten uit dit verbond. En vaak op oude, belegen plekken, zoals hier bij Belmonte.
Toch heeft Hieracium megachaetoides, die ontegenzeggelijk haar zwaartepunt heeft in de Schaduwgras-zomen, het hier niet heel gemakkelijk en dat brengt me op de tweede waarneming. In de mosmat lijkt de soort maar moeilijk te kiemen, dat leid ik althans af uit de verspreiding van de planten in de vegetatie. De hoogste dichtheid bereikt de plant namelijk in open plekken in de mosmat, en daar betreft het kleinere planten. Die open plekken bevinden zich daar waar takjes en bolsters van de beuken ophopen. Plaatselijk dus toch strooisel, houtig strooisel, geen pakketten bladeren die de bodem geheel afdekken. De dichtheid aan havikskruidplanten is hier veel hoger dan in de rest van de vegetatie. Hoe die ‘pockets’ met strooisel ontstaan is mij een raadsel: zijn het gaten in het mosdek waar kleine takjes in geblazen worden en waar ze door de iets hoger groeiende mossen blijven steken? Dat lijkt me de meest aannemelijke verklaring, maar hoe die gaten dan ontstaan weet ik niet. Of er verschil bestaat in havikskruidendichtheid tussen de matten van haakmos en laddermos durf ik niet te zeggen, het zou aardig zijn om daar eens goed naar te kijken. De groeiwijze van de twee mossoorten is wel anders, en wellicht heeft dit gevolgen voor de overleving en/of kieming van de havikskruiden, wie weet.
Op plaatsen waar de mossen ontbreken lijken meer havikskruidplanten voor te komen
En de praktische wijsheid?
Tsja, wat leer je daar nou van? Tenslotte denk ik dat dit soort waarnemingen ook moeten leiden tot een praktische wijsheid, niet? Wat betekent het voor de ontwikkeling en het beheer van dergelijke zoombegroeiingen?
Allereerst moet je concluderen dat zomen met Schaduwgras echt schaduw nodig hebben: ze komen niet tot ontwikkeling in het volle licht. De voedselrijke standplaats maakt de groei van uitbundige doordouwers mogelijk als er voldaan wordt aan de lichtbehoefte van deze soorten. De schaduw, vaak van beuk, onderdrukt de doordouwers en maakt juist de groei van de tamelijk tere soorten uit de zoom mogelijk. Het is al verschillende malen aan de orde gekomen (zie bijvoorbeeld Haveman et al. 2023), maar "zoomvegetatie” voor de bosrand kan hooguit een verzoming zijn waarin doordouwers zich breed maken. Met een beetje pech bestaan dergelijke verzomingen dan ook uit maar één of enkele soorten en echte zoomsoorten tref je er niet aan, die zijn beperkt tot … de zoom, de smalle naad tussen licht en donker, daar waar geen beheer, en in het geval van de Schaduwgras-zomen meestal ook geen strooiselophoping plaatsvindt. Dat laatste is dan een verschil met de Brandnetelzomen van de Galio-Urticetea.
Dat maakt de verjonging van lanen meteen een lastig moment voor het systeem! Bomen hebben niet het eeuwige leven, en lanen zijn bovendien elementen in een landschap waarin vaak ook menselijk ‘bezoek’ komt. Wandelaars, fietsers, recreanten. Landgoedeigenaren, misschien. Aftakelende beuken in een laan worden doorgaans dan ook niet getolereerd, want vallende takken zijn niet ongevaarlijk. Het rooien van de laan levert, in elk geval op de wat betere standplaatsen, meteen het probleem op zoals hierboven geschetst. De zoomsoorten maken plaats voor forser uitgroeiende soorten, onder invloed van het licht.
Ik zie eigenlijk maar één oplossing voor dit probleem. Het vervangen van één boom in de laan per keer: dit levert niet per sé meteen problemen op, als de zoomsoorten maar over de hele laan verspreid zijn en het wel een boom is van dezelfde soort (of met vergelijkbare schaduwwerking). Als de nieuwe boom groot is dan wordt dat deel van de laan wel weer gekoloniseerd vanuit de andere delen. Als er grotere delen van de laan aan vervanging toe zijn, dan wordt het probleem groter, en vervanging van de hele laan kan zo maar het einde betekenen van de bijzondere zoomsoorten. En voor havikskruiden geldt: weg is weg. Ze vormen geen zaadbank en vaak lijkt vestiging vanuit de ruimere omgeving ook beperkt te zijn.
Het is dan ook van belang om groeiplaatsen van bijzondere havikskruiden in lanen goed te documenteren, zodat bij het beheer van dergelijke lanen zeer omzichtig te werk gegaan kan worden. Niet de laan ineens aanpakken, maar met verstand van zaken naar de bomen kijken en weten welke wanneer aan vervanging toe zijn. Vroegtijdig ingrijpen, zodat de totaalstructuur van de laan overeind blijft. Dat is niet alleen cultuurhistorisch van belang, maar ook vanuit het oogpunt van de biodiversiteit. Zeker als er bijzondere havikskruiden onder groeien!
Referenties
Welkom op onze blogpagina! Hier zullen we op min of meer geregelde momenten artikelen - meestal longreads - en kortere nieuwsberichten plaatsen. Over al die dingen waar we tegen aan lopen, of het nu in het veld is, of in de media. Wilt u een melding krijgen als er een nieuw artikel verschenen is? Abonneert u zich dan op ons blog met het formulier onder aan deze pagina.