Traditionele heggen en biodiversiteit
Door: Rense Haveman
Heggen zijn hot. Al een tijdje duiken op allerlei plekken berichten op dat heggen de remedie zijn tegen een biodiversiteits- en levenloos landschap. Een soort panacé voor het grote probleem van een biologisch zo goed als dood buitengebied. En er ontstaan allerlei initiatieven voor het terugbrengen van heggen in het Nederlandse landschap. Een voorbeeld is hoopheggen, een mooi initiatief om mensen samen te brengen èn heggen te planten. Een ander voorbeeld zijn de activiteiten van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, bijvoorbeeld rond het herstel van de Maasheggen. Heg en Landschap stelt zich ten doel om meer en beter beheerde heggen terug te brengen. En zo zijn er meer te noemen. Het is verheugend nieuws, want ik geloof echt dat heggen iets toe te voegen hebben aan het landschap.
Schotse Heggen
Herfst 2021 was ik op familiebezoek in Schotland. Mijn zus woont met haar man aan de westkust in Straiton en in de herfstvakantie zijn we hen op wezen zoeken. South Ayrshire, de county waar Straiton onderdeel van uitmaakt, is een agrarisch gebied met open graasgebieden in de heuvels, maar geperceleerde weilanden in de beekdalen rond de dorpen. Deze weilanden worden op veel plekken van elkaar gescheiden door heggen, al dan niet op lage stenen wallen. En deze heggen nodigden uit tot het maken van vegetatieopnamen, te meer daar er bramen in groeien. Nu is het maken van bramenopnamen in het buitenland meestal geen sinecure vanwege de grote aantallen onbekende soorten, maar hier viel het nogal mee, wat natuurlijk zeer bijdroeg aan het plezier van het opnamen maken. De meeste bramen waren bekende soorten die ook in Nederland groeien (zoals Rubus nemoralis, polyanthemus en raduloides), en de enkele ‘gekke’ soorten konden gemakkelijk worden gedetermineerd met de beschikbare literatuur. Op basis van de opnamen schreef ik een artikel voor Forum Geobotanicum.
De kleine handvol opnamen die ik in de omgeving van Straiton en Dailly kon maken gaven te denken. Eén van de conclusies die getrokken kan worden op basis van het materiaal is van plantensociologische aard, meer in het bijzonder van synchorologische betekenis. De opnamen tonen namelijk aan dat het Pruno-Rubetum sprengelii (de meidoorn-braamstruwelen die ook in Nederland voorkomen) ook in Schotland voorkomt en dat was niet eerder duidelijk. Leuk vanuit wetenschappelijk oogpunt, maar nauwelijks direct van praktisch belang. Maar tijdens het maken van de opnamen werd me iets anders duidelijk. Maar eerst even terug naar het begrip “heg”. Feitelijk is dit een gecultiveerde vorm van struweel, een door struikvormers gedomineerde vegetatie. Het is gebruiksvegetatie, en het heeft – of had – tot doel beesten in of uit een bepaald perceel te houden. Anders dan natuurlijke struwelen worden heggen in een vorm gedwongen en dat gebeurt op allerlei verschillende manieren. Belangrijk is enerzijds het vlechten van de heg, anderszijds het jaarlijkse snoeien en knippen. Het eerste zorgt voor een buitengewoon dichte, ondoordringbare vegetatie, ook doordat de aangeplante soorten veelal stekels dragen, zoals eenstijlige meidoorn, sleedoorn en rozen. Het tweede is nodig voor het onderhoud van de dichte begroeiing, maar ook voor het binnen de perken houden van zijwaartse groei, wat ten koste zou gaan van kostbare landbouwgrond.
Een netjes beheerde heg aan de Schotse westkust.
Beheer en soortenrijkdom
En juist dit beheer heef grote gevolgen voor de soortenrijkdom van de vegetatie. Dat was wat mij duidelijk werd tijdens het maken van opnamen in Ayrshire tijdens de herfstvakantie. Als wij normaal opnamen maken van struwelen, dan ontstaat er altijd een soort van discussie wat de omgrenzing van het proefvlak zou moeten zijn. In een vrij uitgroeiend meidoorn-braamstruweel is altijd een zonering te herkennen, met de hoge struikvormers in het centrum, een smalle bramenrand die door de buitenste takken van de struiken groeien en in het uiterste randje daarvan dan weer een smalle kruidenvegetatie die vaak ook nog heel weinig bedekt. Als je heel strikt plantensociologisch te werk gaat, dan zou je hier zeker drie opnamen moeten maken, waarvan twee heel smal. Meestal doen we dat niet, moet ik bekennen, maar dat verdoezelt wel een beetje de typische zonering. In de heggen van South Ayrshire speelde dit helemaal niet! Die heggen zijn dusdanig smal, het is eigenlijk alleen maar rand, een tweezijdige. De bramen groeien tot midden in de heg en de bladloten steken er met gemak aan alle kanten uit. De kruidlaag groeit onder de hele heg door, bedekt vrijwel de hele oppervlakte en is ook nog eens tamelijk soortenrijk, met een indrukwekkende mix van grasland-, bosrand- en bosplanten. In elke vegetatieopname was dit weer te zien, en ook op al die plaatsen waar ik geen opnamen maakte viel het me op toen het eenmaal tot me doorgedrongen was.
Door het beheer van de heg worden de omstandigheden in het struweel zo gewijzigd dat struiken, bramen en kruiden allemaal door en onder elkaar kunnen groeien. Door het snoeien en knippen blijft het struweel, de heg, smal, en kan er overal licht op de bodem doordringen. Door die ruime lichtbeschikbaarheid kunnen in de heg veel soorten samengroeien en de voorlopige conclusie is dat het traditionele heggenbeheer tot een hoge soortenrijkdom leidt.
Heggen met een pruik
In die conclusie werd ik bevestigd door een andere waarneming. Op plekken waar de heg en het voorliggende grasland hun functie verliezen en niet meer beheerd worden (en in feite braak gevallen zijn) gaat het bovenbeschreven patroon vrij snel verloren. De bramen die uit de heg groeien komen met de top van de bladloot in het ongemaaide grasland terecht, wortelen daar en vormen binnen twee jaar een ‘voormantel’ aan de buitenzijde van de voormalige heg. Bovendien groeien de struiken uit, krijgen een soort van pruik, en worden ook hoger en breder. Vooral door het ontstaan van de voormantel met bramen wijzigt het lichtklimaat in de heg dusdanig dat de kruidlaag sterk achteruitgaat en op veel plaatsen vrijwel alleen nog klimop weet te overleven. Dit bevestigt de voorlopige conclusie dat het traditionele beheer van de heg, ingegeven door het agrarische gebruik, een grote en positieve invloed heeft op de soortensamenstelling.
Een uitgegroeide heg die niet meer als zodanig wordt beheerd (li) en uitgegroeid is, naast een traditioneel beheerde heg (re).
In het artikel in Forum Geobotanicum betoog ik dat dergelijke soortenrijke heggen feitelijk de kern vormen van het Pruno-Rubion sprengelii, en dat de vrij groeiende struwelen doorgaans niet goed tot op associatieniveau te benoemen zijn. Ook dat lijkt vooral een plantensociologische discussie zonder al te veel praktisch nut, maar dat is mijns inziens niet het geval. Vaak, veel te vaak, worden plantensociologische labels geplakt op begroeiingen die bij zorgvuldige analyse helemaal niet tot de bedoelde associatie te rekenen zijn. Daardoor worden de veranderingen die plaatsvinden in het landschap verdoezeld: het is alsof de wereld niet veranderd is. Maar als je goed kijkt, dan zie je dat de inhoud van de eenheid van vroeger heel anders is dan die van nu. Feitelijk gaat het niet meer om dezelfde eenheid. Een juist en zuiver gehanteerd plantensociologisch systeem kan een goede referentie vormen voor de toestand van ons landschap vroeger, maar dan moet je de eenheden wel scherp definiëren. Anders verdoezel je de achteruitgang alleen maar.
Doordouwers in de heg
In Nederland is het areaal heggen enorm afgenomen, en overigens is dat niet anders in het Verenigd Koninkrijk. Daar waar heggen bewaard zijn gebleven worden ze vaak niet meer traditioneel beheerd. Het financiële aspect weegt daarbij sterk mee, aan het heggenbeheer zijn namelijk vrij hoge kosten verbonden. Bovendien is veel traditionele kennis over het heggenbeheer verloren gegaan en we winnen dat slechts met moeite terug. Dus veel heggen worden niet meer beheerd, en als gevolg groeien ze uit tot ‘vormloos’ struweel. Dit heeft gevolgen voor de soortensamenstelling, betoogde ik al. Ook uit andere hoeken klinkt dit geluid af en toe. Zo heeft Bert Maes een voorbeeld van de Goesse Poel, waar Rubus ulmifolius na het opgeven van het traditionele heggenbeheer gaat woekeren en de struikvormers helemaal overgroeit, waaronder zeldzame, lichtminnende rozensoorten. Eddy Weeda spreekt in het geval van Rubus ulmifolius en Rubus armeniacus van “wurgbramen”. Rubus nelliae kan hetzelfde doen in het midden van het land. Vanuit de plantenecologie hoeft dit niet te verbazen. Waar de vegetatie vrij uit kan groeien, zonder beperkingen, is het altijd een enkele doordouwer die de beschikbare bronnen weet te monopoliseren. Er is dus altijd een factor nodig die dergelijke doordouwers in toom houdt waardoor soortenrijke systemen ontstaan, co-existentie van soorten mogelijk is. Dat kan een gebrek aan een noodzakelijke bron zijn, bijvoorbeeld fosfaat, of licht. Het kan ook een vorm van storing zijn, waardoor de doordouwer zich niet breed kan maken: grazen, maaien, hakken, scheren. Allemaal bekende theorie die zich in de praktijk telkens weer bewijst. En die blijkbaar ook opgaat in de heg.
Pluimkambraam (Rubus umbrosus) en Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) in vrucht.
En de fauna?
Beheren dus! En daarmee lopen we tegen een grens aan. Vanuit de kant van fauna-ecologen wordt vaak betoogd dat al dat beheren wel een beetje minder kan. Om maar bij de heggen te blijven: als je steeds maar blijft knippen, dan komen de struiken in de heg nauwelijks tot bloei en juist die bloei is zo’n belangrijke bijdrage voor de insectenfauna. Dat is natuurlijk een goed punt. Toch denk ik dat het wel enige nuancering behoeft. Uiteindelijk is niet beheren vaak geen goede optie, want daardoor loopt de soortenrijkdom in de vegetatie terug, en soortenverlies in de vegetatie leidt vrijwel automatisch tot soortenverlies in de wereld van de kleine dieren. Er zijn te veel specialisten die van enkele soorten, of specifieke soortencombinaties afhankelijk zijn. Ook een onregelmatig beheer (cyclisch bijvoorbeeld) leidt vaak tot soortenverlies in de vegetatie. Er moeten dus steeds heel lokaal oplossingen worden gezocht om de biodiversiteit in alle groepen te kunnen versterken. Af en toe een meidoorn uit laten groeien, om maar eens wat te opperen? We moeten echter ook erkennen dat we lang nog niet alles weten. Hoe zit het daadwerkelijk met de soortenrijkdom in de heg en het vrijgroeiende struweel? Wordt de soortenrijkdom in het struweel hoger na verloop van tijd? Zijn er soorten die nooit in vrijgroeiende struwelen, of nooit in heggen groeien? En als je een heg plant, hoe snel neemt de soortenrijkdom in de struik- en kruidlaag dan toe? Dat soort vragen. Genoeg om lang onderzoek aan te doen.
Blinde bij (Eristalis tenax) op een bloeiende braam.
Heggen zijn zeer welkom!
Ondertussen zijn alle initiatieven om het Nederlandse landschap te verrijken met heggen meer dan welkom. Er bestaan te veel aanwijzingen dat het goed is voor een basiskwaliteit van het agrarische landschap om het niet te doen. Ik ben benieuwd wat het allemaal gaat opleveren! En als het artikel in Forum Geobotanicum is verschenen zal ik het melden.
Welkom op onze blogpagina! Hier zullen we op min of meer geregelde momenten artikelen - meestal longreads - en kortere nieuwsberichten plaatsen. Over al die dingen waar we tegen aan lopen, of het nu in het veld is, of in de media. Wilt u een melding krijgen als er een nieuw artikel verschenen is? Abonneert u zich dan op ons blog met het formulier onder aan deze pagina.